Dwangmedicatie

Dwangmedicatie

KC23-035 21 september 2023

 

Uitspraak onafhankelijke klachtencommissie Wvggz Gelderland Midden en Zuid

 

 

Inzake  : [klaagster]
Klachtnummer : KC23-035
Instelling : Pro Persona
Schorsingsverzoek : 07 september 2023
Datum ontvangst klacht : n.v.t.
Datum hoorzitting : 18 september 2023
Datum beschikking : 21 september 2023

 

  

 

Aanwezig bij de hoorzitting

[XX] (klaagster)

[XX] (advocaat)

 

[XX] (verweerder A/psychiater)

[XX] (verpleegkundige)

[XX] (klinisch psycholoog Fact)

[XX] (Anios)

 

[XX] (voorzitter klachtencommissie/jurist)

[XX] (psychiater) 

[XX] (verpleegkundige)

 

[XX] (ambtelijk secretaris Wvggz klachtencommissie)

 

 

Juridische status

Zorgmachtiging

 

 

Klacht

Klacht tegen verplichte depotmedicatie. 

 

 

Procesverloop

De klachtencommissie heeft op 07 september 2023 een klacht ontvangen inzake depotmedicatie als onderdeel van de verplichte zorg. Onderdeel van de klacht is de toediening van onjuiste depotmedicatie en de voortzetting van de depotmedicatie via injectie. Klaagster heeft tevens een verzoek om schadevergoeding ingediend.

Op 08 september 2023 zijn partijen geïnformeerd over de behandeling van de klacht en uitgenodigd voor de hoorzitting. Het verweer is op 14 en 15 september 2023 ontvangen per mail en naar partijen gezonden.       

De digitale hoorzitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2023. Bij die gelegenheid hebben partijen hun standpunt kunnen toelichten. Aan het einde van de hoorzitting heeft de voorzitter medegedeeld dat de commissie betrokkenen uiterlijk op 21 september 2023 schriftelijk zal informeren over haar uitspraak (klacht over verkeerd depot heeft een 4 weken termijn voor besluitvorming).   

 

De klachtencommissie heeft inzage gehad in de volgende stukken:

-           Ingediende klacht en brief UMC;

-           Verweerschrift;

-           Medische verklaring d.d. 02-08-2023;

-           Bevindingen GD d.d. 02-03-2023 en 07-08-2023;

-           Kennisgeving mondelinge uitspraak zorgmachtiging d.d. 25-08-2023;

-           Beschikking zorgmachtiging d.d. 22-03-2023;

-           Beslissing verlenen verplichte zorg d.d. 18-07-2023;

-           Zorgplan/behandelplan d.d. 10-02-2023 en 02-08-2023;

-           Zorgkaart d.d. 02-08-2023;

-           Eigen plan van aanpak d.d. 17-02-2023;

-           Signaleringsplan;

-           Medicatielijst;

-           Overzicht medicatie;

-           Decursus 31-08-2023 t/m 14-09-2023;

 

 

Termijn

De klacht is gericht tegen verplichte medicatie als omschreven in artikel 10:3 Wvggz. Deze klacht heeft betrekking op een beslissing waarvan het gevolg actueel is. Om die reden ziet de klachtencommissie zich gehouden binnen twee weken na ontvangst van het klachtenformulier een schriftelijke en gemotiveerde beslissing te nemen. Deze termijn loopt af op 21 september 2023.

 

 

Feiten

Klaagster is een [leeftijd] vrouw gediagnostiseerd met stoornissen in het schizofreniespectrum. Zij is in het verleden meerdere malen opgenomen geweest wegens recidiverende psychoses. De huidige opname is gebaseerd op een zorgmachtiging waarbij toediening van medicatie onderdeel is van de verplichte zorg.

 

Bij beschikking van 22 maart 2023 heeft de rechtbank Midden Nederland een zorgmachtiging voor klaagster afgegeven voor de duur van 6 maanden met een expiratiedatum van 22 september 2023. Tevens is bij mondelinge uitspraak van 25 augustus 2023 door de rechtbank Gelderland een zorgmachtiging afgegeven voor klaagster voor de duur van zes maanden. De toediening van medicatie is hierin opgenomen als onderdeel van de verplichte zorg. Daarnaast is klaagster in therapeutische behandeling bij het [naam zorginstelling].

Op 30 augustus 2023 is aan klaagster per abuis het depot Aripiprazol 400mg toegediend in plaats van de voorgeschreven 75 mg Haldol depot. Verweerder heeft hierover direct zijn excuses aangeboden en een incidentmelding gedaan. Het beleid is nu dat klaagster weer Haldol medicatie in de vorm van een depot krijgt toegediend.

 

 

Standpunt van klaagster

Ter zitting geeft klaagster aan dat ze al jaren probeert om te gaan met haar psychosegevoeligheid. Als gevolg van diverse trauma’s heeft ze psychoses ontwikkeld. Ze heeft momenteel traumatherapie in het [naam zorginstelling] en is daar erg blij mee. Klaagster geeft aan niet tegen inname van medicatie te zijn maar ze wil geen depotmedicatie meer in de vorm van injecties. Ze krijgt er blauwe plekken van en littekens. Klaagster ervaart bijwerkingen in de vorm van overgewicht. Ook bemoeilijkt de medicatie het praten en lopen, aldus klaagster. Ze heeft weinig energie en wordt er depressief van. Daarnaast is het tweemaal misgegaan met de depotmedicatie. Een keer heeft ze een te hoge dosis gekregen en eind augustus is bij Pro Persona het verkeerde depot toegediend. Hierdoor heeft zij geen vertrouwen meer in de behandeling bij Pro Persona en wil zij graag verder met haar traumatherapie bij [naam zorginstelling].

De advocaat van klaagster benoemt dat het duidelijk is dat er sprake is van toediening van verkeerde medicatie. Het 4-ogen principe is niet toegepast. Hij vraagt zich af hoe lang de naweeën hiervan zijn en geeft aan dat het vertrouwen van klaagster in Pro Persona ernstig is geschaad.

 

 

Standpunt van verweerder

De aanwezige verpleegkundige biedt nogmaals zijn excuses aan voor de foute medicatie. Hij vindt het heel naar voor klaagster dat het zo is misgelopen.

Verweerder A beaamt dit maar vraagt zich af of dit klachtonderdeel ter beoordeling aan de Wvggz-klachtencommissie is, of dat dit via de reguliere klachtprocedure kan worden afgehandeld. Om die reden zal verweerder na de uitspraak van de klachtencommissie met klaagster in gesprek gaan over de gemaakte fout. Verweerder wil klaagster daarna eventueel in contact brengen met de klachtenfunctionaris en alsdan afwachten of een financiële compensatie nodig is.

Met betrekking tot de klacht over de verplichte depotmedicatie licht verweerder toe dat de indicatie hiervoor nog steeds aanwezig is om ernstig nadeel te voorkomen. In het verleden is regelmatig orale medicatie verstrekt. Helaas ging dit telkens mis door medicatie-ontrouw of een ontbrekende behandelrelatie met klaagster, waardoor opname van klaagster nodig was. Daarom wil verweerder tijdens de opname onderzoeken wat de juiste dosering kan zijn waardoor bijwerkingen draagbaar zijn. Volgens verweerder is er een positieve verandering in het toestandsbeeld van klaagster zichtbaar na terugkomst van zijn vakantie. Dit komt mede door de medicatie aldus verweerder.

 

De klinisch psycholoog van Fact onderschrijft dit en is blij te horen dat klaagster zich positiever uitlaat over inname van medicatie dan in het verleden. Ze spreekt de hoop uit dat dit zo blijft, omdat klaagster de medicatie nog echt nodig heeft. Zij benoemt dat een gedwongen kader hierbij nodig is gezien de ervaringen in het verleden waarbij klaagster onvoldoende wilde meewerken. Zij voorziet dat op den duur afspraken over vrijwillige inname van medicatie op ambulante basis een mogelijkheid zou kunnen zijn. Maar zover is klaagster volgens de psycholoog nog niet.

 

In de vragenronde vertelt klaagster dat ze het al langer niet eens is met depotmedicatie en eerder een klacht heeft ingediend bij de klachtencommissie. De verkeerde medicatie was nu aanleiding om opnieuw een klacht in te dienen. Klaagster wil graag op een verantwoorde wijze de medicatie afbouwen. Ze heeft lang op ambulante basis orale medicatie ingenomen. Dat ging mis omdat ze, in overleg met de arts in opleiding, te snel heeft afgebouwd. Ze had toen net een nieuwe baan en alles werd een beetje teveel, aldus klaagster.

 

Op een vraag van de commissie geeft verweerder aan dat er geen aanzeggingsbrief is uitgereikt onder de nieuwe zorgmachtiging. De reden hiervoor is mogelijk dat de eerdere 8.9-brief is uitgereikt kort voor het aflopen van de vorige zorgmachtiging. Bij de afgifte van de nieuwe zorgmachtiging is dit daarom mogelijk vergeten. Klaagster licht toe dat ze de medicatie wel onder dwang heeft ingenomen omdat ze uit ervaring weet dat er geweld gebruikt wordt als zij de medicatie weigert. 

 

In de slotronde benoemt klaagster nogmaals haar bezwaar en vertelt dat zij voor een second opinion naar het [naam zorginstelling] is geweest. Ze is tevreden over de begeleiding bij het [zorginstelling] waar ze, in tegenstelling tot de wisselingen bij Pro Persona, steeds dezelfde behandelaar heeft. Klaagster wil vooruit met haar leven en goede begeleiding motiveert haar om door te gaan.

Verweerder ziet, met behulp van depotmedicatie, mogelijkheden om klaagster over niet al te lange tijd met ontslag te laten gaan.

 

 

BEVINDINGEN VAN DE COMMISSIE

 

Ontvankelijkheid klacht en bevoegdheid commissie

Op grond van artikel 10.3 van de Wvggz kan een klacht worden ingediend bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of een beslissing op grond van de in dat artikel opgenomen bepalingen. Aangezien de klacht is gericht tegen de uitvoering van de verplichte zorg zoals bedoeld in artikel 8.9 Wvggz is de klacht ontvankelijk.

 

Gronden en overwegingen

Gelet op de ingebrachte stukken, de inhoud van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting komt de klachtcommissie tot de volgende overwegingen.

Artikel 8:9 Wvggz bepaalt dat de zorgverantwoordelijke ter uitvoering van de (voortgezette) crisismaatregel en ter uitvoering van de zorgmachtiging een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg niet neemt, dan nadat hij:

  1. zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene,
  2. met betrokkene over de voorgenomen beslissing overleg heeft gevoerd, en
  3. voor zover hij geen psychiater is, hierover overeenstemming heeft bereikt met de geneesheer-directeur.

 

Allereerst en meer in het algemeen overweegt de commissie dat verplichte zorg bij psychiatrische patiënten een ernstige inbreuk is op hun persoonlijke levenssfeer en/of lichamelijke integriteit. Deze inbreuk dient dan ook met de nodige waarborgen omkleed te zijn. Daarom worden er zowel op juridisch als op medisch gebied eisen gesteld aan het mogen toepassen van verplichte zorg. Op juridisch gebied moet verplichte zorg voldoen aan de gronden van de Wvggz en aan vormvoorschriften als vastlegging van het zorgplan en het uitreiken van een voldoende gemotiveerde schriftelijke kennisgeving van de verplichte zorg.

 

De klachtencommissie ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of aan alle formele vereisten voor het toepassen van verplichte zorg aan klaagster is voldaan.

Artikel 8:9 van de Wvggz vraagt van de zorgverantwoordelijke, dat over de beslissing om tot verplichte zorg over te gaan (ter uitvoering van de crisismaatregel) met klaagster overlegd wordt en dat deze beslissing vervolgens gemotiveerd op schrift wordt gesteld en aan klaagster wordt overhandigd.
In dit geval heeft verweerder ten onrechte geen schriftelijke aanzegging van de verplichte medicatie als bedoeld in artikel 8.9 Wvggz aan klaagster uitgereikt. Weliswaar was er een eerder schriftelijke aanzegging, maar dit ontslaat verweerder niet van de plicht om opnieuw de aanzegging te doen. Het is immers een fundamenteel recht om een dergelijke ingrijpende beslissing voor een persoon met voldoende zorgvuldigheid te omkleden. 

Het schriftelijk vastleggen van zo’n beslissing en het uitreiken hiervan aan klaagster is om meerdere redenen van belang. De voornaamste daarvan is dat klaagster in een kwetsbare positie verkeert en dat haar duidelijk moet zijn wat precies is besloten. Het op schrift stellen van het besluit, maakt dat het navolgbaar en toetsbaar is, onder andere door een klachtencommissie en de rechter. Bovendien wordt via de schriftelijke kennisgeving de klachtwaardigheid van het besluit kenbaar gemaakt. Het formele element is daarmee de basis voor de rechtspositie van klaagster.

De klachtencommissie concludeert dan ook dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn wettelijke verplichting om het starten van gedwongen zorg -het toedienen van de depotmedicatie- schriftelijk aan klaagster mee te delen. Om deze reden, wordt de klacht gegrond verklaard.

 

Ten aanzien van de toepassing van verplichte medicatie overweegt de klachtencommissie dat uit de stukken en ter zitting is gebleken dat klaagster meerdere malen met wisselend succes heeft geprobeerd om de medicatie af te bouwen. Tot nu toe is het helaas nog niet gelukt. Klaagster heeft ter zitting ook erkend dat zij voorlopig baat heeft bij de depotmedicatie. Zij kan zich echter niet vinden in de toepassing door middel van injecties en is haar vertrouwen kwijt doordat de verkeerde medicatie werd toegediend. De klachtencommissie begrijpt dat klaagster ingrijpende gevolgen ervaart door de verkeerde toegediende medicatie welke zouden hebben geleid tot ongewenste bijwerkingen.
Ten aanzien van de toediening van de verkeerde depotmedicatie heeft de psychiater zowel schriftelijk in het verweer als mondeling ter zitting erkend dat er een verkeerde medicatie is toegediend. Zowel de psychiater als de verpleegkundige hebben hierover hun excuses aangeboden. Desondanks moge het duidelijk zijn dat deze gebeurtenis bij klaagster heeft geleid tot verhoogd wantrouwen in de behandeling bij Pro Persona. Het komt de klachtencommissie dan ook voor om het verzoek om schadevergoeding in overweging te nemen, ware het niet dat de toediening van verkeerde medicatie een fout is en formeel niet ter beoordeling van deze klachtencommissie behoort. De klachtencommissie geeft verweerder daarom in overweging om zelf aan klaagster een aanbod tot enige vorm van geldelijke vergoeding te doen, zonder dat klaagster daartoe via de klachtenfunctionaris een nieuwe formele (Wkkgz) klachtprocedure moet starten.

 
De voorgeschreven -correcte- medicatie betreft eveneens een depotmedicatie door middel van injectie. In zoverre wordt hiermee niet tegemoet gekomen aan de klacht met verzoek om over te gaan op orale medicatie. Hierover is de klachtencommissie van oordeel dat verweerder de keuze voor deze medicatie voldoende heeft onderbouwd dat de injectietoediening vooralsnog noodzakelijk is om klaagster te behoeden voor maatschappelijke teloorgang en daarmee ernstig nadeel in de zin van art. 1.1. lid 2 onder a. Wvggz. Dit onderdeel van de klacht zal de commissie daarom ongegrond verklaren.

 

 

Uitspraak
De klachtencommissie verklaart de klacht gegrond wegens het ontbreken van een schriftelijke aanzegging als bedoeld in artikel 8.9 Wvggz. Voorzover de klacht is gericht tegen de toediening van verkeerde medicatie verklaart de klachtencommissie zich onbevoegd. Voor het overige wordt de klacht ongegrond verklaard.

 

 

Beroep

Klager, vertegenwoordiger of de zorgaanbieder kan door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift bij de Rechtbank Gelderland beroep instellen tegen onderhavige uitspraak van de klachtencommissie. De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de betrokkene is meegedeeld.

 

 

Aldus besloten te [plaats], 21 september 2023

namens de Wvggz klachtencommissie,

i/o

 

[voorzitter]

Voorzitter Wvggz Klachtencommissie

Aantal bladzijden: 6